Teckel

Teckels zijn speurhonden die werden gefokt om te jagen op dassen en andere tunneldieren, konijnen en vossen. Jagers gebruikten zelfs roedels van Teckels om wilde zwijnen te volgen. Vandaag de dag maken hun veelzijdigheid ze uitstekende familie metgezellen, show honden, en klein-wild jagers.

Geschiedenis

De Teckel is ontstaan in Duitsland waar hij bekend stond als de Dachshund, dachs betekent das en hund betekent hond. Afbeeldingen van honden die op teckels lijken dateren uit de 15e eeuw, en documenten uit de 16e eeuw vermelden de "aardhond", "dassenkruiper", en "dachsel". De das was niet de enige prooi van de Teckel. Hij werd ook ingezet op holen zoals vossen, en roedels teckels volgden wilde zwijnen. Die vroege Teckels varieerden sterk in grootte. De honden die werden gebruikt op dassen en everzwijnen wogen 13 tot 15 kg. Teckels gebruikt voor de jacht op vossen en herten wogen 7 tot 10 kg, en kleinere 6 kg Teckels jaagden op hazen en wezels. Gedurende een korte tijd in het begin van de 20e eeuw, werden 2 kg Teckels gebruikt om katoenstaart konijnen te schieten.

Karakter

De Teckel wordt beschreven als slim, levendig en moedig tot op het punt van roekeloosheid. Hij is gefokt op doorzettingsvermogen, wat een andere manier is om te zeggen dat hij koppig kan zijn. Teckels hebben de reputatie vermakelijk en onbevreesd te zijn, maar wat ze het liefst willen is knuffelen met hun baasjes. Voor veel Teckelmensen weegt deze eigenschap zwaarder dan het feit dat ze moeten omgaan met het feit dat het ras zijn eigen zin wil doordrijven. De teckelpersoonlijkheid kan ook variëren met het vachttype. Omdat de ruwharige teckels terriërs in hun achtergrond hebben, kunnen ze ondeugende herrieschoppers zijn. Langharen zijn kalm en rustig, en kortharen hebben een persoonlijkheid die daar ergens tussenin ligt.